Zweden is een land met veel ruimte en de mensen zijn er welvarend. Dus kom je er veel golfbanen tegen. Dat er voor de aanleg een stuk bos is omgehakt, valt daar niet eens op. Wandelend langs de kust kreeg ik bovendien de indruk dat iedere Zweed zijn eigen zomerhuis heeft. Dat is natuurlijk niet zo. Sommigen hebben er twee. Dat varieert van nostalgische landhuizen à la Pippi Langkous, tot kleine strandhuisjes die in krimi’s worden gebruikt om lijken te verbergen, tot de protserige exemplaren van de nieuwe rijken, met een BMW, een Lamborghini en een Volvo voor de deur en omsloten door hoge hekken waarop camera’s en bordjes van de beveiligingsfirma zijn bevestigd. De natuur is er prachtig.
Tijdens een van deze dagen loopt ons wandelpad aan de zuidkust door lage duinen. Om het zwoegen door het mulle zand te vermijden verruilen we de duinen voor het natte zand langs de waterlijn. Rechts van ons strekt zich de zee uit, oneindig, verlaten, onbekend. In de wolken boven de Baltische Zee zien we tal van kleuren: lichtgeel en okergeel aan de horizon en vele tinten wit, blauw en grijs daarboven. Al die kleuren worden nog eens weerspiegeld in het golvende water. De zee voegt er grijs-groen aan toe. Heb ik eerder zo’n impressionistisch schouwspel gezien? Ik heb te laat in de gaten, dat er een golf over de neus van mijn schoenen rolt.
Het is geen strandweer. Toch zitten er op plaatsen, waar je met de auto dichtbij het strand kunt komen, enkele mensen te wachten op de zon. Tevergeefs, want geleidelijk maakt het kleurenpalet van wolken plaats voor eentonig grijs. Daarna begint het te regenen. Wij hijsen ons in de regenpakken en vormen zo een mooi contrast met een paar baders die uit het water komen. Daarna zien we nog een man en een vrouw op het verlaten strand. Ze zitten als versteende standbeelden dichtbij elkaar onder een parasol die nu als paraplu dient. Verderop zijn twee verkreukelde, natte badhanddoeken achtergebleven.
We verlaten het strand en klimmen door weiden met schapenkeutels omhoog naar kliffen die zo’n vijftig meter boven zee uitsteken. Links over de heuvels trekken regensluiers. Rechts is de zee donkergrijs, het zicht is beperkt. Het regent nu hard, achter ons klinkt gerommel. We tellen de seconden tussen de bliksem en de donder: 21, 18, 16, daarna 10 seconden. Wat moeten we doen, vraag ik me af. Er staat op deze kliffen niets waar de bliksem zich op zou kunnen richten. We lopen daar met stalen wandelstokken met kurken handvatten. Door mijn hoofd schiet het verhaal van een man die op een dijk getroffen werd door de bliksem. Ik ga liever op een andere manier dood. 18 seconden, het blijft rommelen. Dan bereiken we de veilige haven van Kaseberga. In een visrestaurant hangen we onze druipende jassen en broeken uit en bestellen een warm maal. Naast het overdekte terras brult de branding, boven ons hoofd klettert de regen op de kunststof golfplaten.
Een prachtige beschrijving van het landschap zeg! En heftig met al die regen en het onweer!
Heerlijk zo’n vakantie impressie. Kan het me helemaal voorstellen! Zijn er veel muggen in Zweden?