Op mijn kamer staat een oud eikenhouten bureau. Het robuuste meubel is misschien wel meer dan honderd jaar oud.
Het bureau stond in ons ouderlijk huis in de voorkamer bij het raam. Het diende als bergmeubel voor allerhande papieren en enveloppen. Op het bovenblad lagen de KRO-gids en de Katholieke Illustratie naast een vooroorlogse Remington typemachine en een smeedijzeren brievenstandaard. Boven het bureau, op een gelakte plank die aan de muur bevestigd was, stond een Philips radio-ontvanger. Daarnaast hing het spaarbuisje van het Kannunik van Schaikfonds.
Als mijn vader uit zijn werk kwam, verstopten mijn zus en ik ons steevast onder het bureau. Terwijl wij ingeklemd in de smalle ruimte met ingehouden adem afwachten, zocht hij, iedere dag weer, eerst de hele kamer af alvorens onder het bureau te kijken.
Op zaterdagavonden zaten we er wel eens bovenop. Dan was het hele gezin in de huiskamer bijeen om naar een verstrooiend radioprogramma van de KRO te luisteren, zoals Ons Kent Ons met Kees Schilperoort. Spannend werd het als de uitslag van de SUS-loterij bekend werd gemaakt.
Halverwege de jaren zestig viel het bureau ten prooi aan de moderniseringswind die door Nederland waaide. Het meubel verdween naar boven, naar mijn slaapkamer. Ook al gebruikte ik de kastjes voor mijn plakboeken met foto’s van Connie Froboess en Eddy Hodges en voor het Brio sportalbum van de Olympische Spelen 1964, het werd nog altijd het bureau van pappa genoemd. Op de lege plek in de huiskamer kwam er een modern, gefineerd radiomeubel met ingebouwde pick-up.
Dit was tenminste de tweede maal in zijn bestaan dat het bureau werd afgeserveerd. Jarenlang had het dienst gedaan op het kantoor van Douwe Egberts in Utrecht, waar mijn vader archivaris was. Toen de houten bureaus vervangen werden door stalen exemplaren, was dit schrijfmeubel in onze huiskamer beland.
Er is geen naam van een fabrikant, geen jaartal, geen typenummer in het meubel verwerkt. Het is dus gissen hoe oud het bureau is. Het komt zo te zien uit een tijd, dat er aandacht besteed werd aan enige opsmuk, getuige de drie gleuven in de stijlen, de zwarte versiering daarboven en de meetkundige figuren naast de laden.
De leeftijd zou afgeleid kunnen worden uit de afschrijftermijnen, die DE toendertijd voor zijn meubilair hanteerde. Mijn vader heeft me dat nooit verteld, maar een periode van 40 – 50 jaar lijkt me aannemelijk. Het bureau is dan rond de vorige eeuwwisseling gefabriceerd.
Het meubel van donker eikenhout heeft enige status, maar er ontbreekt sierlijk hang- en sluitwerk. Het zal daarom niet het bureau geweest zijn van mijnheer JH of mijnheer ED, zoals de directeuren bij DE destijds werden aangeduid.
Er heeft een dienstbare klerk met gesteven boord aan gezeten. Voor het controleren van facturen, het bestellen van de koffiebonen of het vullen van de wekelijkse loonzakjes. Ondertussen kwam juffrouw Aafje met de koffie langs. Dat verzin ik er nu bij, maar ik zou zeggen, als er ergens een juffrouw met koffie langs kwam, dan was het wel bij Douwe Egberts.
In de jaren tachtig heeft mijn zus zich over het bureau ontfermd. Zij gebruikte het om vertalingen van Tacitus of Euripides na te kijken. Dat vind ik wel passend. Het is echt zo’n bureau om iets met oude talen te doen. Of om je testament te schrijven. Of de spaarpunten van Douwe Egberts te tellen.
Het schrijfmeubel heeft met mijn zus twee verhuizingen meegemaakt en waterschade doorstaan toen er een dakgoot vervangen werd.
De tijd vliegt. Toen mijn zus na haar pensionering kleiner ging wonen, was er geen plaats meer voor de oude makker. Toen heb ik hem opgehaald. Niet omdat ik een bureau nodig had, maar je laat het bureau van pappa niet in de steek.
Er is nu een voorlopig einde gekomen aan de omzwervingen. Het meubel staat erbij als een trouwe pakezel, die altijd voor je klaar staat. De kastjes zijn zo diep, dat er aan elke zijde minstens twee kleinkinderen in passen. Het bureau zit vol sporen van zijn lange bestaan, maar met een beetje warme aandacht kan het nog lang mee. Als ik er langs loop, strijk ik altijd even over het bovenblad. Het liefste zou ik er weer als kind bovenop klimmen.
Ik kan nu al zitten piekeren over de vraag, waar het heen moet met het bureau, als ik er niet meer ben.