Begin jaren zeventig krijgt psychiater Jan Foudraine grote bekendheid met zijn boek Wie is van hout?Hierin keert hij zich tegen het onpersoonlijke karakter van de medische psychiatrie en het reduceren van de patiënt tot zijn ziekte. Nog nooit verkocht een psychiater zoveel boeken.
Enkele jaren later vindt hij de medemenselijkheid en liefde terug bij de Indiase goeroe Bhagwan. Als Swami Deva Amrito keert hij in een rood-oranje gewaad terug naar Nederland. In zijn voetsporen bezoekt een grote schare Nederlanders de ashram in Poona op zoek naar geluk en zingeving. De leefgemeenschap ontwikkelt zich tot het grootste therapiecentrum ter wereld.
Het zijn de jaren van Sterft gij oude vormen en gedachten. Alles moet anders, vrijer, democratischer en menselijker. Aanvankelijk zijn het de radicale politieke bewegingen waarin jonge mensen zich verenigen. Maar als blijkt dat de maatschappijverandering toch niet zo gemakkelijk gaat, verspringt de aandacht bij velen naar de persoonlijke groei. Waar de traditionele religies hebben afgedaan, gaat men op zoek naar nieuwe vormen van zingeving.
Opeens kwam je ze overal tegen, de verlichte sannyasins in hun kleurige gewaden, de zwarte kralenketting met de foto van Bhagwan om de nek. Net als hun kleding zagen ze er opgewekt en energiek uit. Het leven en de liefde lachten hen toe. Ze richtten communes op om samen te werken aan het loslaten van hun ego.
Ook in de ggz-instelling, waar ik begin jaren tachtig werkzaam was, verschenen hulpverleners in oranje kleding onder een nieuwe naam. Niemand stelde hier vragen bij.
Op mijn afdeling werkte een jonge, afgestudeerde academicus, die, nog onzeker over hoe zijn leven in te richten, vooralsnog de kost verdiende met secretariaatswerk. Hij liet al snel blijken onder de indruk te zijn van Bhagwan. Het duurde nog even voordat hij zich openlijk tot sannyasin bekende. Weifelend als hij was, koos hij voor een combinatie van zijn oude naam met een door Bhagwan toegekende naam. De zwarte mala bleef de eerste tijd nog onder zijn Nederlandse overhemden verborgen.
In de uitgebreide koffie- en theepauzes, die destijds gewoon waren, spraken we nog wel eens over Bhagwan. Ik zei dat ik mij het zoeken naar menselijkheid en zingeving goed kon voorstellen, maar dat ik de verering van Bhagwan niet begreep. Aan het katholieke geloof, dat ik van mij had afgeschud, had ik een allergie voor persoonsverheerlijking overgehouden.
P. antwoordde op dit soort opmerkingen op een standaard wijze: “Bhagwan, zegt….” En dan volgde een uitleg over de visie van de meester. Mijn vraag liet volgens P. zien, dat ik me nog niet kon openstellen voor het positieve. Ik had sterk de indruk, dat hij daar ook moeite mee had.
Na enige tijd kwam ook de vrouw van P. op ons secretariaat werken. Zij was eveneens sannyasin, maar ze vertoonde zich nooit in het oranje. Ik vond haar verre van zweverig. We verzeilden nooit in discussies over verlichting en transcendentie.
Wij vielen bij elkaar in de smaak en dus maakten we een keer een afspraak voor een avondje uit.
We dronken wat in een café en voerden een diepgaand, persoonlijke gesprek. Aan het einde van de avond waren we elkaar zeer nabij, zowel geestelijk als fysiek. Ik voelde een omarming naderen. En misschien nog wel meer.
Het café werd voller, de muziek klonk luider. T. schoof haar stoel wat dichter naar mij toe, legde haar handen op mijn knieën en boog zich met haar mond naar mijn oor.
‘Ik voel..’, zei ze, fluisterend temidden van het lawaai. Ze hield even in, als om de spanning te verhogen. Dit moest een speciale boodschap zijn, die niemand anders mocht horen.
‘Ik voel.., dat Bhagwan tussen ons is’.
Als door een wesp gestoken schoot ik achteruit en keek haar geschrokken aan. Ik wist niet wat te zeggen.
Dodelijker had haar opmerking niet kunnen zijn. Alsof je onder het vrijen wordt gevraagd: ‘heb je de vuilniszak nog buiten gezet?’
‘Wa-wat bedoel je daarmee?’, was het enige wat ik na enkele seconden uit kon brengen.
‘Oh, niets anders dan dat ik nu de liefde voel, die Bhagwan in ons opwekt. Ik voel nu die kracht, de energie.. ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen’.
Mijn hoofd bonsde. Ik schoof mijn stoel verder achteruit.
T. vervolgde haar uitleg, maar haar woorden drongen nauwelijks meer tot mij door.
Het kwam die avond niet meer goed. We zijn nooit meer met elkaar uit geweest.
Bhagwan was inderdaad tussen ons gekomen. Als splijtzwam.
haha….. maar…. zij was toch al de vrouw van P. dus …. maar goed dat Bhagwan er tussen kwam…. 🙂
Trea